Noord-Frankrijk blijft erg aantrekkelijk voor Vlaamse ondernemers
Steeds meer West-Vlaamse bouwbedrijven openen een vestiging in Noord-Frankrijk. Door een gunstig economisch klimaat en een ondersteunend beleid, kwam deze tendens de afgelopen jaren in een stroomversnelling terecht. Noord-Frankrijk is een groeimarkt, die Vlaamse bedrijven graag verwelkomt.
Voor wie de bouwsector een beetje kent, komt het niet als een verrassing: steeds meer Vlaamse bouwbedrijven breiden uit over de grens en zijn actief in Noord-Frankrijk. Dat geldt niet in het minst voor de industriebouwers. De redenen voor deze internationalisering zijn helder. Ten eerste speelt de geografische realiteit een cruciale rol. Voor wie in zuid-West-Vlaanderen is gevestigd, is de Franse grens nooit ver af. In het tijdperk van opengemaakt grensverkeer vergt dit geen grote transitie.
Ten tweede geeft de grens oversteken toegang tot een veel grotere markt. En ook de omstandigheden in deze nieuwe markt zijn duidelijk gunstig voor onze bouwondernemers. Zo liggen de werkloosheidscijfers in Noord-Frankrijk traditioneel hoger dan bij ons, en is er ook nog veel grond beschikbaar voor eventuele uitbreiding van bedrijven. Dit vertaalt zich in een lagere kostprijs en een groter reservoir aan potentiële werkkrachten. Zeker in de context van de huidige arbeidskrapte en de aankomende recessie biedt dit een duidelijk voordeel.
Omwille van de duidelijke voordelen voor alle partijen, probeert het beleid dit grensoverschrijdend zakendoen te faciliteren. Dat blijkt onder andere uit de zogenaamde strategienota tussen Vlaanderen en Frankrijk, die de Vlaamse overheid in 2008 opstelde. Het versterken van de economische concurrentiekracht van Vlaanderen door het bewerken van de Franse markt vormt hierin een van de kernthema’s.
Ook de Provincie West-Vlaanderen voert al jaren een beleid dat erop gericht is om grensknelpunten weg te werken en zakendoen in Noord-Frankrijk te faciliteren. Ze is bijvoorbeeld één van de drijvende krachten achter het initiatief Eurometropool Kortrijk-Rijsel-Doornik. Met datzelfde doel voor ogen, richtte Voka West-Vlaanderen in 2012 een Lokale Raad voor Noord-Frankrijk op. Vanuit Franse hoek gaan dan weer heel wat regionale ontwikkelingsmaatschappijen actief op zoek naar potentiële Vlaamse investeerders in hun regio. Via gunstmaatregelen en nauwgezette begeleiding proberen zij deze stap te verkleinen.
Een bedrijf dat deze weg bewandelde, is industriebouwer Mahieu Construct. “Om onze groeiambities te kunnen blijven waarmaken, wilden we meer gaan inzetten op de Franse markt. Toen er zich dankzij Dunkerque Promotion, een ontwikkelingsmaatschappij die actief is in het gebied rond de haven van Duinkerke, een opportuniteit voordeed, hebben we deze gegrepen”, legt CEO Felix Mahieu uit.
Dit leidde uiteindelijk in een eigen productiesite op Frans grondgebied, die de naam Premadun kreeg. “De Franse markt kent een heel andere regelgeving en cultuur, waar je als buitenlands bedrijf toch moet aan wennen”, gaat Mahieu verder. “Bovendien biedt dit ook commercieel duidelijke voordelen, want Fransen zijn veel sneller geneigd om producten uit eigen land te kopen.”
Diezelfde redenering horen we ook bij andere bedrijven die de stap naar Noord-Frankrijk hebben gewaagd. De facto creëren ze een plaatselijke entiteit die gericht is op de operaties in Frankrijk, maar het Vlaamse moederbedrijf blijft de backoffice. Een van de absolute pioniers van dit model is industriebouwer Valcke Prefab Beton. Zij waagden al in 1960 de stap en riepen zusterbedrijf Traconord in het leven. “Juridisch is dit een apart verhaal, maar operationeel vormen we een groep in constante samenwerking en wisselwerking”, aldus CEO Charles Valcke.
Voor dit familiebedrijf uit Ieper komt het dan ook niet als een verrassing dat deze formule steeds vaker gebruikt wordt. “Toen de vorige generatie van ons bedrijf hiermee startte, was er nog een fysieke grens tussen België en Frankrijk. Toch werd dit een succes. Vandaag zijn er veel minder beperkingen en wordt het zelfs aangemoedigd, dus het is eigenlijk heel logisch dat steeds meer conculega’s de stap wagen”, besluit Evy Symoen, Diréctrice Générale bij Traconord.