Dubbelgesprek gouverneurs Carina Van Cauter (Oost-Vlaanderen) EN Carl Decaluwé (West-Vlaanderen)
Nog goed een jaar zijn we verwijderd van de lokale en provinciale verkiezingen. Op dit moment nog een ver-van-mijn-bed-show voor velen, maar in de hoofden van lokale bestuurders een nakende werkelijkheid. Als geen ander weten gouverneurs Carl Decaluwé en Carina Van Cauter wat zo’n stembusslag met een politicus doet. Maar vandaag ligt hun hart ligt bij de provincie en dragen ze de gouverneursjerp met gepaste trots. Ze hebben een goed zicht op de economie en zijn gedreven om hun steentje bij te dragen: “Als gouverneur kunnen we bakens verzetten.”
Als gouverneur hebben jullie een coördinerende functie in de provincies. Is er genoeg tijd voor contacten met het bedrijfsleven? En welke uitdagingen zien jullie de komende jaren voor onze bedrijven?
Carl Decaluwé: Ik maak er een punt van om regelmatig onze bedrijven te bezoeken, dus ik heb een goed beeld waar ondernemers vandaag mee worstelen. De West-Vlaamse economie staat er goed voor. De werkloosheidsgraad ligt bijvoorbeeld zeer laag. Maar de keerzijde van de medaille is het grote tekort aan arbeidskrachten en het gebrek aan ruimte om te ondernemen. Wie bijvoorbeeld vandaag op zoek is naar 40 hectare bedrijfsgrond, vindt ze gewoonweg niet meer. Bovendien maakt het stikstofarrest het verkrijgen van een vergunning er niet makkelijker op. Met de provinciale ontwikkelingsmaatschappij spelen we alvast onze rol als facilitator en proberen we effectieve oplossingen voor bedrijven te zoeken.
Carina Van Cauter: Met dezelfde uitdagingen worden we ook in Oost-Vlaanderen geconfronteerd. En we mogen dan in veel hoofden het kleine broertje van West-Vlaanderen zijn, de cijfers spreken dit tegen. We hebben de hoogste werkzaamheidsgraad en laagste werkloosheid van alle provincies en we zijn de meest competitieve provincie van België. We hebben jaren geleden al de switch gemaakt naar de verduurzaming van onze economie, in het bijzonder in het havengebied. Dat werpt vandaag zijn vruchten af. Al is het wel duidelijk dat we op het vlak van logistiek en infrastructuur nog werk aan de winkel hebben.
Mobiliteit blijft inderdaad een zorg voor vele ondernemingen. Is er beterschap op komst?
Carl Decaluwé: Dat moeten we afwachten. Het budget dat vrijgemaakt wordt voor omgevings- en infrastructuurwerken is de laatste jaren gehalveerd. De grote slokop is de Oosterweelverbinding. Begrijp me niet verkeerd, die werken zijn noodzakelijk. Maar hoe lang pleiten we in West-Vlaanderen al niet voor een derde rijstrook op de E403 tussen Roeselare en Brugge?
Carina Van Cauter: Heel wat dossiers verdienen inderdaad meer aandacht. Bij ons heeft bijvoorbeeld de opwaardering van de ring rond Gent, de doortrekking van de N60 of de ontsluiting van North Sea Port, met de aanleg van een nieuwe spoorwegverbinding tussen Gent en Terneuzen, heel wat voeten in de aarde gehad. We zien daar vandaag gelukkig wel een inhaalbeweging. In dergelijke dossiers mag je trouwens de rol van de gouverneur niet onderschatten. Vaak slagen wij erin om over de gemeentegrenzen heen de neuzen in dezelfde richting te krijgen om uiteindelijk het vergunningstraject zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Ondanks de vele inspanningen, loopt het vaak nog mis. Kijk maar naar het Ventilus-dossier. Waar knelde daar het schoentje, gouverneur Decaluwé?
Carl Decaluwé: Eerst en vooral heb ik als gouverneur een draagvlak proberen te creëren voor de startnota die op tafel lag. Aanvankelijk stond iedereen daar achter. Alleen begon de een na de ander plots zijn kar te keren. Eigenlijk is de discussie compleet verkeerd gevoerd en was een ondergrondse hoogspanningslijn nooit een optie. Ik hoop oprecht dat we nu wel snel vooruit kunnen, want de elektriciteit die we massaal aan het opwekken zijn op zee moet aan land komen om een black-out op termijn te vermijden.
Als gouverneurs onderhouden jullie ook heel wat internationale contacten. Wat is het belang daarvan?
Carl Decaluwé: Ik heb het geluk dat ik geregeld regeringsleiders en topondernemers mag ontmoeten. Voor bedrijven die internationaal willen doorbreken, probeer ik deuren te openen. Dat is niet altijd eenvoudig, maar door eerst de aandacht te vestigen op wat ons uniek maakt, bijvoorbeeld onze offshore activiteiten voor de kust, stijgt al snel de interesse voor wat onze regio op andere vlakken te bieden heeft.
Carina Van Cauter: Dat er hier fantastische zaken ontwikkeld worden, staat buiten kijf. Het zijn onze bedrijven die onze regio op de kaart zetten. Daarnaast genieten ook onze havens wereldwijd aanzien. North Sea Port is sinds de fusie doorgegroeid in de Europese top 10 wat goederenoverslag betreft, en op plaats drie wat toegevoegde waarde betreft. De Waaslandhaven is dan weer de groeipool van Port of Antwerp-Bruges.
Jullie kennen jullie eigen provincie als jullie broekzak. Maar hoe goed kennen jullie elkaar? Waar liggen de sterktes van de ene en de andere?
Carina Van Cauter: We hebben een ander DNA, maar ik ben er wel van overtuigd dat we elkaar aanvullen en elk onze eigen sterktes hebben. De blauwe cluster, waar Carl voor heeft moeten knokken om die in Oostende te krijgen, is bijvoorbeeld een verwezenlijking waar ik naar opkijk. Het is terecht een sterkhouder van onze Vlaamse economie.
Carl Decaluwé: Oost-Vlaanderen associeer ik met de haven van Gent en de Gentse universiteit. Een universiteit is in mijn ogen een onuitputtelijke bron van nieuw talent en het feit dat wij in West-Vlaanderen nooit een eigen universiteit hebben gehad, is en blijft een grote handicap, ook al zijn KU Leuven en UGent nu binnen onze provincie actief.
Wat dan met de stereotype gedachtes: geldt de regio Kortrijk nog altijd als het Texas van Vlaanderen? Maakt Gent als zelfverklaard mekka van de techbedrijven zijn roeping waar?
Carl Decaluwé: Zuid-West-Vlaanderen is en blijft een zeer rijke regio. Daar mogen we best trots op zijn, want we zijn erin geslaagd om onszelf telkens opnieuw heruit te vinden, van landbouw over vlasindustrie, naar bloeiende textielnijverheid en innovatieve agro-industrie. Die reconversie gebeurde bovendien quasi zonder overheidssteun. Akkoord, we hebben het op een eigenzinnige manier gedaan, maar ons ondernemende karakter heeft wel voor welvaart gezorgd.
Carina Van Cauter: Wij moeten als provincie heus niet onderdoen. Zo hebben Oost-Vlaamse start- en scale-ups vorig jaar maar liefst 391 miljoen euro aan durfkapitaal binnengehaald. Dat is het meeste van alle provincies. Alle Vlaamse digitale unicorns, met een waarde van meer dan 1 miljard euro, bevinden zich in Gent. Wereldwijd krijgen de ontwikkelingen van onze bedrijven ook steeds meer aandacht. Onze roeping maken we dus volledig waar en de triple helix – de samenwerking tussen overheid, ondernemers en onderzoek – is daarbij cruciaal gebleken. Daarop moeten we blijven inzetten.
Er wordt gefluisterd dat dit wel eens de laatste provinciale verkiezingen worden en dat het niveau daarna opgeheven zou worden. Hoe kijken jullie daarnaartoe?
Carina Van Cauter: Als men alles centraliseert, zou dat geen goede zaak zijn. De schaal van een provincie heb je in bepaalde dossiers nu eenmaal nodig, daar voel ik ook nog veel draagvlak voor. Medewerkers staan heel dicht bij de mensen, kennen het terrein en weten wat er lokaal leeft, dat moet je behouden. Of dat finaal op niveau van de provincie of op niveau van een referentieregio is, dat is een politieke keuze. Ook de realisaties die we doen zijn publieksgericht en hebben een zichtbare impact op onze samenleving.
Carl Decaluwé: Persoonlijk zou ik het erg jammer vinden moest men de provincies afschaffen, want intern wordt er erg goed samengewerkt en budgettair staat alles op punt. De politieke dossiers waar men vandaag niet uitgeraakt, liggen voornamelijk op Vlaams en federaal niveau. Spijtig wel dat we ons lot niet in eigen handen hebben.
De provincie jullie nauw aan het hart ligt, zoveel is duidelijk. Zouden jullie ooit een terugkeer naar de politiek overwegen?
Carl Decaluwé: Nee, zoveel is zeker. De politiek is te sterk veranderd. Het gaat vandaag niet meer over de inhoud, maar veeleer over faits divers. Vroeger was het vechten om in de media te komen, terwijl het nu kunst is om eruit te blijven. Bovendien ben ik van nature een doener en geloof ik dat ik als gouverneur nog veel bakens kan verzetten.
Carina Van Cauter: Alles heeft zijn tijd. Ik was graag parlementslid, maar een terugkeer, dat zit er niet meer in. Als gouverneur bouw je interbestuurlijk en over de partijgrenzen aan oplossingen. Het lijkt mij niet kies nadien met die opgebouwde vertrouwensband en informatie terug te keren naar de partijpolitiek.