Sociaal-circulaire hubs strijden tegen afval en verspilling van bio-grondstoffen
Eén van de uitdagingen van ons economisch bestel is hoe we afval kunnen vermijden. In de transitie naar een circulaire economie worden reststromen en materialen aan het einde van de levenscyclus verwerkt tot nieuwe grondstoffen. Zulke kringlopen introduceren is niet eenvoudig. Door het ondersteunen van sociaal-circulaire hubs wil de Vlaamse overheid pilootprojecten alle kansen geven om de nodige expertise en ervaring op te bouwen, ook samen met bedrijven.
Over de doelstelling is iedereen het eens, maar het concreet maken van een circulaire economie is minder evident. Het sluiten van kringlopen is arbeidsintensief en vergt vaak gespecialiseerde expertise. Maatwerkbedrijven en andere actoren uit de sociale economie kunnen een belangrijke rol spelen. Zij zijn daarom nauw betrokken in de 12 hubs voor circulair en sociaal ondernemerschap, die door de Vlaamse overheid worden erkend. Andere partners zijn lokale overheden, bedrijven uit de reguliere economie, (afval-)intercommunales en kennisinstellingen.
Een van de sectoren waar er specifiek aan meer circulariteit wordt gewerkt, is alles wat met voeding te maken heeft. Te veel voedseloverschotten en andere bio-grondstoffen gaan verloren. Nochtans kunnen ze vaak nog verwerkt worden tot hoogwaardige producten, wat zowel ecologische, economische als sociale winst oplevert. In Antwerpen werkte het stadsbestuur daarom een specifieke voedselstrategie uit, die ertoe moet leiden dat er bewuster met voeding wordt omgegaan, dat afval maximaal wordt vermeden en dat zo ook de CO2-uitstoot daalt.
Eén van de concrete pilootprojecten focuste op voedingsstromen in de haven. Daarbij was het onderzoekscentrum ILVO nauw betrokken samen met maatwerkbedrijf Stroom. “Antwerpen is de grootste bananenloshaven ter wereld. Bij aankomst worden heel wat bananen afgekeurd voor de retail, terwijl die nog wel geschikt zijn voor consumptie”, geeft Bart Van Droogenbroeck van de afdeling Technologie & Voeding bij ILVO mee. “Wij streven er steeds naar om zulke restproducten zo lang mogelijk in de voedingsketen te houden. In dit geval kan je dan bijvoorbeeld denken aan verwerking tot bananenbrood of bananenpuree.”
Toch is dat makkelijker gezegd dan gedaan, want het is fiscaal gunstiger om die reststroom te laten vergisten tot bio-energie. “De overheid heeft destijds een incentive gegeven om die toepassing te stimuleren en zodoende het storten of verbranden als afval te vermijden. Maar helaas is het daardoor niet economisch haalbaar om de bananen op te werken tot een nieuw voedingsproduct, als voor deze toepassing wel een taks moet worden betaald. Het proefproject leert dat er op dat vlak dus nog werk aan de winkel is”, aldus Van Droogenbroeck.
Een ander testproject betrof een samenwerking tussen ILVO, Colruyt Group en maatwerkbedrijf Kunnig. “Hier hebben we één specifiek product bekeken, meer bepaald de overschotten aan aardappelen, die bijvoorbeeld omwille van verkleuring niet meer gewenst zijn door de consument en dus niet verkocht geraken. Samen met maatwerkbedrijf Kunnig zijn we erin geslaagd een keten op te zetten om van zulke aardappelen puree te maken, die voldoet aan de hoogste kwaliteitsstandaard en een normale houdbaarheidsdatum heeft. Ook dat is een mooi voorbeeld van hoe je reststromen kan opwaarderen”, geeft Bart Van Droogenbroeck aan.
Voor het maatwerkbedrijf was het een waardevol project, dat verscheidene lessons learnt heeft opgeleverd. “Door de vele handelingen die bij het verwerken van zo’n grondstof te pas komen en de intensieve kwaliteitscontroles, wordt een voedingsproduct op basis van reststromen over het algemeen duurder. Dat betekent dat je echt moet nagaan waar de markt behoefte aan heeft, wie een potentiële afnemer is, en in functie daarvan kijken of je het met reststromen kan produceren. Want dan weet je dat de kans veel groter is dat je naar productie op grote schaal zal kunnen gaan”, geeft Lies Jong, manager voeding bij Kunnig aan. “Ook de logistiek is een cruciale factor: je moet op een bestaande route kunnen aansluiten om de reststromen te verzamelen. Het is niet haalbaar om nieuwe trajecten op te zetten en langs individuele winkels te rijden om zaken gericht in te zamelen.”