Vennootschappen met een reële economische activiteit kunnen – mits de voorwaarden voldaan zijn – aan gunstige tarieven geschonken (0%) of vererfd worden (3% of 7%).
Deze gunstige overdrachtstarieven zijn in het leven geroepen om de continuïteit van de familiebedrijven te vrijwaren en een duurzame tewerkstelling te garanderen. Het moeten betalen van hoge rechten bij overdracht van de aandelen van het familiebedrijf aan een volgende generatie (voornamelijk bij overlijden) zou het investeringsbeleid en/of het behoud van het familiebedrijf in Vlaamse handen – en dus de tewerkstelling ervan – in gevaar kunnen brengen.
Vandaag voorziet de regelgeving daarom dat een vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent, overgedragen kan worden aan de gunstige tarieven. Ongeacht de omvang van deze reële economische activiteit ten opzichte van de volledige waarde van de ruimere vennootschap. Het gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen is dus een “alles-of-niets-regime”.
In principe kan vandaag een vennootschap waarin naast een activiteit er ook € 1.500.000,00 passieve beleggingstegoeden zitten (bv roerende beleggingen of beleggingsvastgoed) dus aan het gunsttarief overgedragen worden, mits er in de vennootschap ook een activiteit zit, al is die relatief beperkt. Je zou hier kunnen spreken van hybride familiale vennootschappen.
Niet onlogisch overigens dat deze passieve beleggingstegoeden mee aan de gunstige tarieven kunnen overgedragen worden aan de volgende generatie. Als ondernemer kies je er voor om deze tegoeden binnen de vennootschap te houden als buffer voor een mindere economische periode. Deze beleggingstegoeden vormen mee het onderpand van de onderneming en zijn volledig onderhevig aan het ondernemingsrisico en zijn dus een deel van de sterkte van de onderneming. In corona-periode zijn bv. een deel van die buffers moeten aangesproken worden.
Bepaalde politieke partijen – die deelnemen aan de huidige Vlaamse regeringsonderhandelingen – zijn (naar aanleiding van enkele extreme gevallen waar de economische activiteit verwaarloosbaar was ten opzichte van de beleggingstegoeden) tegenstander geworden van deze “alles-of-niets-benadering” en zien deze regelgeving liever gewijzigd. In het verleden werd al geopperd voor een “doorkijkregime”, waarbij enkel de activa binnen de vennootschap(sgroep) die acuut aangewend worden voor de reële economische activiteit kunnen overgedragen worden aan de gunsttarieven. Vermogen dat niet onmiddellijk aangewend wordt voor de economische activiteiten (de hierboven als voorbeeld gegeven roerende en vastgoedbeleggingen) zou aan de normale tarieven moeten overgedragen worden.
Er kan al snel sprake zijn van een dergelijke “hybride” familievennootschap. Een vennootschap actief in een groothandel in machine onderdelen (goodwill waarde € 3.000.000,00) maar met een vastgoed (aan derden verhuurd) en beleggingen op de balans (waarde samen van € 1.000.000,00) zou hierbij nog slechts voor drie vierden kunnen genieten van het voordelig regime. Ook al wordt dat beleggingsvermogen later … bij mindere economische tijden toch weer in het vuur gegooid.
Vennootschappen die op vandaag volledig onder het gunstregime vallen, zouden binnenkort mogelijk slechts beperkt van het gunstregime kunnen genieten of zelfs volledig uit de boot kunnen vallen. Starten op korte termijn met een (gecontroleerde) overdracht aan de volgende generatie onder het huidig fiscaal regime is dus de boodschap.