Meerwaardebelasting kan grote impact hebben op familiaal aandeelhouderschap
Net voor het zomerreces bereikte de federale regering een akkoord over de invoering van een meerwaardebelasting. Die nieuwe heffing stond al in het regeerakkoord van de Arizona-partijen en werd nu geconcretiseerd. Naast de belasting op meerwaarden uit beursgenoteerde effecten en andere beleggingen, werd een specifieke regeling uitgewerkt voor wie een belang heeft van 20% of meer in een onderneming. Volgens zakenadvocaat Mark Delboo is het lang niet zeker of die maatregel, bedoeld om de continuïteit van familiebedrijven te garanderen, haar doel zal bereiken.
Het algemene principe van de nieuwe belasting is dat er vanaf 2026 een heffing komt van 10% op de meerwaarden uit financiële activa. In de personenbelasting zullen gerealiseerde meerwaarden bij de verkoop van effecten belast worden tegen 10%. Er geldt wel een jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro, die kan oplopen tot 15.000 euro, als ze gedurende vijf jaar niet werd benut. Ook juridische structuren zoals vzw’s en burgerlijke maatschappen vallen onder deze regeling.
“Belangrijk hierbij is dat meerwaarden op aandelen die door een vennootschap worden gerealiseerd, niet onderhevig zijn aan de meerwaardebelasting”, merkt Mark Delboo op. “De regeling rond DBI (Definitief Belaste Inkomsten) en de voorwaarden voor vrijstelling van meerwaardebelasting op aandelen binnen vennootschappen blijven van kracht.”
Voor aandeelhouders die een zogenaamd ‘aanmerkelijk belang’ bezitten in een bedrijf, werd een aparte regeling uitgewerkt. Er is sprake van een aanmerkelijk belang van zodra de aandeelhouder 20% of meer van een vennootschap bezit. “De meerwaarde bij verkoop is dan vrijgesteld van belasting tot 1 miljoen euro. Die vrijstelling zal per periode van 5 jaar kunnen worden ingeroepen. Met andere woorden: zolang je 20% van de vennootschap overhoudt, kan je om de 5 jaar aandelen verkopen met een meerwaarde tot 1 miljoen, zonder daarop belast te worden”, legt de topman van DELBOO Advocaten uit.
Bedraagt de meerwaarde tussen 1 en 2,5 miljoen euro, dan bedraagt het tarief van de meerwaardebelasting 1,25%. Tussen 2,5 en 5 miljoen euro gaat het om 2,5% en op een meerwaarde tussen 5 en 10 miljoen euro wordt 5% belasting geheven. Pas vanaf een winst van 10 miljoen euro is de algemene meerwaardebelasting van 10% verschuldigd.
Deze regeling is specifiek bedoeld om de continuïteit van familiale ondernemingen te verzekeren. Mark Delboo: “Maar ondanks die goede intentie, zijn er toch wel vragen te stellen bij de manier waarop men dit heeft uitgewerkt. Want elke aandeelhouder zal individueel 20% moeten bezitten om recht te hebben op de regeling voor het aanmerkelijk belang. Familieleden mogen dus hun aandelen niet samentellen om de drempel van 20% te halen.”
Voor familievennootschappen waar het aandeelhouderschap verspreid zit, vooral vanaf de derde generatie, is dat geen goed nieuws. “Zodra je vertakkingen krijgt in families met meerdere eigenaars over generaties heen, kom je snel in situaties waarbij men individueel onder de 20% zakt. Wanneer je bijvoorbeeld als lid van de tweede generatie de helft van een onderneming bezit, en je wil jouw aandeel doorgeven aan je drie kinderen, dan zitten zij met 16,66% meteen onder de drempel … wat een hindernis kan vormen bij een toekomstige verkoop. Een mogelijke oplossing bestaat erin om nog voor het einde van dit jaar aandelen te bundelen bij een beperkt aantal familianten. Het zou me niet verbazen dat dit ook leidt tot versnelde verkoop van familiale bedrijven aan derden”, aldus Mark Delboo.
Voor gehuwde aandeelhouders kan het huwelijksstelsel een rol van belang spelen. “Stel dat de echtgenoten bijvoorbeeld gezamenlijk 35% van een onderneming bezitten en die eigendom is evenredig gesplitst, dan zal dit ertoe leiden dat ze individueel geen aanmerkelijk belang hebben. In zo’n geval zullen we nagaan of we via een aanpassing van de eigendom niet tot een betere situatie kunnen komen – via een herroepelijke schenking van de aandelen aan één partner – of door een andere inschrijving van de eigenaars in het aandelenregister.”
Voor het bepalen van de meerwaarde zal de waarde van het bedrijf op 31 december 2025 als startpunt worden gebruikt. Voor familiale ondernemingen is zo’n waardebepaling echter niet eenvoudig. “Wie een verkoop van het bedrijf in de toekomst niet uitsluit, raden we aan om zo snel mogelijk, ten laatste in de loop van 2026, een revisor aan te stellen om een formele waardering van het bedrijf op te maken. Een revisor biedt een objectieve kijk op de zaak, volgens vastgestelde waarderingsmethodes. Wanneer de fiscus bij een latere verkoop de waardering wil controleren, beschik je op zijn minst over een officieel document. Het valt immers te verwachten dat die waardering in de toekomst tot vele discussies zal leiden met de fiscus”, besluit Mark Delboo.
Neem dan rechtstreeks contact op met DELBOO Advocaten.