“We willen toekomstgerichte bedrijven alle kansen geven op de Innovatiecampus”

Burgemeester Marlon Pareijn aan het woord

Geel is een van de economische groeipolen in de Kempen. Met dank aan een centrale locatie en een uitstekende bereikbaarheid, groeide de stad de afgelopen decennia uit tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor vele bedrijven. Ook de aanwezigheid van hoger onderwijs en geschoold talent verhogen het potentieel van de stad. Burgemeester Marlon Pareijn (cd&v) verwacht veel van de uitbreiding van de Innovatiecampus om de contacten tussen onderwijs en kennisinstellingen nog te intensifiëren.

Welke economische troeven kan Geel uitspelen? 

Marlon Pareijn: In de eerste plaats is dat onze strategische ligging, tussen Antwerpen, Eindhoven en Hasselt. Zowel via de E314 als het Albertkanaal zijn we multimodaal geconnecteerd met de haven van Antwerpen. Geel biedt voor bedrijven dus een uitstekende uitvalsbasis met toegang tot de Benelux en via Luik richting Duitsland. Het is dan ook geen verrassing dat je hier heel wat logistieke en distributiebedrijven vindt.

Daarnaast hebben we bedrijfsruimte beschikbaar, zowel op het bedrijventerrein Geel-West als Geel-Oost als in kleinere bedrijvenzones Liessel, die in ontwikkeling is, en Hezeschrans, waar we dit jaar met de werkzaamheden starten. We willen ook werk maken van het RUP Ossenbruul, om ook daar bijkomende ruimte te voorzien. Dat plan ligt al even stil, maar willen we nu tot ­realisatie brengen. 

Als u naar het huidige economische weefsel kijkt, welke sectoren staan hier dan sterk? 

Marlon Pareijn: We hebben enkele sterke sectorale clusters, gelinkt aan de chemie en technologie. Dankzij de link met de chemische cluster in de haven, vind je hier onder meer belangrijke vestigingen van Janssen Pharmaceutica en Sanofi. Softwarebedrijf CIPAL Schaubroek heeft in Geel dan weer een IT-hub met een brede expertise in digitale dienstverlening uitgebouwd. 

Daarnaast hebben we een stevige traditie in landbouw en voeding en dus is ook de agro-industrie goed vertegenwoordigd. De Thomas More Hogeschool biedt voor die richting trouwens gespecialiseerde opleidingen. De nabijheid van de hogeschool en de universiteit betekent bovendien dat bedrijven gemakkelijk toegang hebben tot onderzoeksfaciliteiten en hoogopgeleid personeel. 

Waar wil het nieuwe bestuur werk van maken in zijn economisch beleid voor de komende jaren? 

Marlon Pareijn: We willen volop de toekomst voorbereiden. Binnen enkele jaren zal de ontwikkeling starten van een nieuwe zone van 18 hectare aansluitend bij de Innovatiecampus van Thomas More en KU Leuven. We mikken specifiek op innovatieve bedrijven die samenwerken met onze kennisinstellingen. De focus ligt daarbij op drie thema’s: biogebaseerde producten, challenging technologies for challenging environments en de toekomst van ‘food & feed’. 

We hebben voor de uitbreiding van de Innovatiecampus al een masterplan en ruimtelijk uitvoeringsplan klaar. Er lopen gesprekken met enkele geïnteresseerden. Het is een stuurgroep met de stad, HIKempen Stichting, Thomas More Kempen, KUL, IOK en Cipal nv die over de toewijzing zal beslissen. Uiteraard ligt de klemtoon op de synergie tussen onderzoek en innovatie en op de transfer vanuit de kennisinstellingen naar economische activiteit. We zien op de Innovatiecampus ook ruimte voor spin-offs vanuit de kennisinstellingen. 

Welke ondersteuning voorziet het stadsbestuur voor startende ondernemers en start-ups? 

Marlon Pareijn: Hier investeren we met de steun van Vlaio en met onze partners jeugdhuis De Vonk, Thomas More KUL en KUL in een ecosysteem. Sinds 2016 kunnen ondernemende studenten en starters terecht bij StartUp 2440. Zo kunnen ze een beroep doen op expertise om hun parcours sneller te laten verlopen. Op de Innovatiecampus kunnen ze ook goedkoop kantoorruimte huren. Uit dat project zijn al enkele mooie bedrijven gevloeid. Bamaza bijvoorbeeld, dat een nieuwe invulling heeft gegeven aan de oude Bloemfabriek als eventlocatie, of No Lobster, dat een zonnecrèmedouche heeft ontwikkeld. We zien dat daar heel veel creatieve ideeën uit komen. Onze dienst Ondernemen faciliteert dat en legt de linken met het ecosysteem.

De war for talent blijft nog steeds een issue voor vele ondernemingen. Wat kan u, vanuit de stad, doen om dat probleem mee op te lossen? 

Marlon Pareijn: Wij proberen proactief te communiceren over jobbeurzen of initiatieven die talent koppelen aan bedrijven. Ik denk bijvoorbeeld aan de Jobdag Zuiderkempen op 29 april, waarbij we met enkele lokale besturen, de VDAB en een netwerk van partners alle organisaties met vacatures bijeen brengen. Ook contacten tussen studenten en bedrijfsleven moedigen we aan via allerlei stages en andere systemen. We houden als bestuur nauw contact met de lokale economie, bijvoorbeeld door met ons management ook bij bedrijven te vergaderen en naar hen te luisteren. En het spreekt voor zich dat de contacten met het hoger onderwijs zeer intens zijn. 

Voor welke dossiers met economisch belang kijkt u naar de hogere overheden voor ondersteuning? 

Marlon Pareijn: Zoals de meeste lokale besturen, hebben we wel wat verzuchtingen rond de mobiliteit op gewestwegen. We hebben al een delegatie gestuurd naar de nieuwe Vlaamse minister van mobiliteit om een aantal structurele verbeteringen te vragen aan onze ringweg, de Antwerpseweg en de ­Herentalseweg. Sommige kruispunten wachten al meer dan 20 jaar op een verkeersveiligere oplossing. Daarnaast hebben we de ambitie om de uitbreiding van de ­Innovatiecampus op een doordachte manier aan te pakken, met veel aandacht voor groen, water en buffering. Het moet een autoluwe zone worden met gegroepeerde parkeerfaciliteiten in een parkeertoren. Maar als we dat allemaal willen doen, zullen we ook de steun van de Vlaamse overheid nodig hebben. Zij zou een beslissende duw in de goeie richting kunnen geven.