“We willen nog meer met de industrie samenwerken”
Door veranderende klimatologische omstandigheden te simuleren in fysieke testfaciliteiten, kunnen wetenschappers de effecten van de klimaatwijziging op natuurlijke ecosystemen in detail bestuderen. Dankzij een nieuwe financieringsronde van 3,7 miljoen euro vanuit het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek lijkt de toekomst van dit onderzoek in ons land verzekerd. Nieuwe samenwerkingen met de industrie liggen nu voor de hand.
Klimaatverandering heeft een directe impact op de ecosystemen die onze leefwereld vormen. Wat deze impact precies inhoudt, is al jarenlang onderwerp van onderzoek. Het consortium AnaEE-Flanders (Analysis and Experimentation on Ecosystems), dat deel uitmaakt van een breder Europees netwerk, vervult een leidende rol. “Tijdens experimenten in de klimaatkoepels van de Ecotrons van Universiteit Hasselt en Universiteit Antwerpen en de aquatische Mesodroom faciliteit van UAntwerpen onderzoeken we onder meer de impact van klimaatverandering en vervuiling op landbouw, heidevelden, fruitboomgaarden, meren en rivieren”, zegt professor Nadia Soudzilovskaia van het Centrum voor Milieukunde aan de UHasselt.
“Op basis daarvan werken we mitigatie- en adaptatiemaatregelen uit om de werking van natuurlijke ecosystemen veilig te stellen”, vervolgt ze. Het belang van dit toegepast onderzoek staat buiten kijf. Professor Ivan Nijs van de UAntwerpen: “Door in onze faciliteiten extremere klimatologische omstandigheden te simuleren en na te gaan hoe ecosystemen zoals pakweg graslanden hierop reageren, willen we voor de samenleving een strategie en toolbox ontwikkelen om met klimaatverandering om te gaan.”
Eén van de voorgestelde maatregelen is het verrijken van de bodem met organisch materiaal. “Daardoor is er meer bodemkoolstof aanwezig is en kan meer water worden vastgehouden, waardoor graslanden en gewassen langer beschermd blijven tegen droogte. Dat werkt vandaag, maar wij willen nagaan of dit in onder extremere omstandigheden nog steeds het geval is”, gaat Nijs verder, die ook verwijst naar de stikstofproblematiek. “We weten dat de bemestingsdosis die de landbouw hanteert kan dalen als er gebruik wordt gemaakt van stikstof-fixerende planten zoals klaver. Maar als landbouwbedrijf wil je natuurlijk weten wat de voorwaarden zijn, zodat je kan inschatten of hierin investeren interessant is.”
Omwille van het maatschappelijke belang, breidde het consortium zijn faciliteiten de voorbije jaren steeds verder uit. Dit jaar komen er acht nieuwe klimaatgecontroleerde koepels bij op de campus van de UHasselt in Maasmechelen. Daarin kunnen we ecosystemen verschillende maanden blootstellen aan fenomenen zoals stikstofdepositie, klimaatverandering of diverse types bodemverbeteraars. “Op deze manier breiden we ons langetermijnonderzoek uit en kunnen we tegelijk meer dringende onderzoeksvragen op kortere termijn beantwoorden,” stelt professor François Rineau van het Centrum voor Milieukunde aan de UHasselt.
De nieuwe investering is een gevolg van Vlaamse steun. Ivan Nijs: “Er is een financiering van 3,7 miljoen door het FWO voor de periode 2025-2028 en de Vlaamse Overheid steunt onze toetreding tot het Europese AnaEE-netwerk voluit. Voor ons consortium was dit echt wel erop of eronder. Bovendien kunnen we nu naast ons fundamenteel onderzoek ook meer inzetten op toegepast onderzoek in samenwerking met de industrie.”
“Denk maar aan de samenwerking tussen het aquatische team van UAntwerpen en Umicore rond polluenten in water, of aan de banden met de baggerbedrijven DEME en Jan De Nul als het gaat om kustbescherming”, gaat professor Nijs verder. “Evengoed richten wij onze blik naar onderzoeksinstellingen zoals het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), dat ons helpen om het onderzoek te vertalen naar de praktijk en naar individuele landbouwbedrijven. De concrete vraag welke gewasvariëteiten het meest weerbaar zijn tegen een veranderend klimaat, en hoe nutriënten in de bodem zich zullen gedragen in de toekomst is bijv. interessant voor zaadbedrijven, de meststoffenindustrie en producenten van biostimulanten die de weerstand van planten kunnen verhogen”.
Dat alles moet ertoe leiden dat meer individuele bedrijven gebruik maken van de faciliteiten. Het biedt nieuwe economische kansen, maar moet vooral ook de industrie beter in staat stellen om in te spelen op de effecten van klimaatverandering en het verhogen van de klimaatrobuustheid. “Wij kunnen een veranderd klimaat simuleren en testen welke maatschappelijke adaptaties daarin zullen werken in de toekomst. Daarin zijn we uniek en dat maakt van ons een zeer interessante partner”, besluit Ivan Nijs.